De Zeekoet (Uria aalge) is de meest voorkomende zeevogel voor onze kust. Deze soort broedt op de rotskusten van Groot-Brittannië, IJsland, Noorwegen, Zweden en andere noordelijke landen. In de winter maken ze een tocht zuidwaarts om dan op de Noordzee te overwinteren. Ze komen in die periode niet aan land en leven echt op het zeewater. Indien deze dieren besmeurd raken met stookolie, verdwijnt de waterdichte eigenschap van hun verenkleed, worden ze nat en raken ze onderkoeld. Als de wind goed zit, en daarmee bedoelen we, als de wind vanuit de zee blaast, hebben deze dieren kans om aan te spoelen en gered te worden.
Deze Zeekoet heeft olie op de hals, borst en buik, en was sterk onderkoeld en mager. Het dier wordt nu de eerste 48uur gestabiliseerd maar niet gewassen. Wassen is immers zeer stresserend en kan je maar overwegen als het dier sterk genoeg is. Doordat het dier meestal olie heeft opgenomen door zich te willen poetsen, moeten we dus eerst het dier inwendig stabiliseren. Dit gebeurt via sonderingen en medicatie. Dit Zeekoetje begon na een korte periode al zelfstandig te eten en evolueert dus goed. Aan de hand van gedrag en bloedwaardes beslissen we vrijdag of we het dier kunnen wassen. Na het wassen volgt nog een revalidatie op onze zwembaden voor er aan vrijlaten kan gedacht worden.
Of de olie afkomstig is van de gezonken Flinterstar is natuurlijk de vraag. Er lekt regelmatig olie de zee in, en er werd gisteren nog een grote vlek waargenomen. Gelukkig zitten de meeste zeevogels nog in andere gebieden, maar de kans wordt groter dat er vroeg of laat meer besmeurde zeevogels binnenkomen.